Langs de lijn
ColumnIk ben nooit een echte voetbalvrouw geweest. Althans, niet als de vrouw van een voetballer. Mijn verkeringen hadden er geen van allen iets mee. Zelf mag ik wel graag een balletje trappen. En tegen al mijn verwachtingen in, sta ik tegenwoordig ook nog eens enthousiast langs de lijn op zaterdag.
Ja, zelfs als de regen met bakken uit de hemel komt en de wekker vroeger gaat dan op een werkdag. Want dat moet je nu eenmaal voor die kinderen over hebben. Mijn dochter en zoon zijn allebei besmet met het voetbalvirus. Dat levert soms heel wat gepuzzel op. Doordeweeks moeten we het avondeten plannen rondom trainingen en op zaterdag passen en meten wanneer het ene kind naar vereniging Ver Weg en het andere kind naar vereniging Nog Verder Weg moet. Maar stiekem vind ik het eigenlijk best leuk. Het is ontspannend, aangezien ik toch moeilijk mijn laptop mee kan nemen op het veld. En een wasje draaien kan hier ook al niet. Ik word min of meer gedwongen ‘niks’ te doen en een beetje koffie en thee te drinken met de andere ouders. We bespreken de prestaties van onze zoons en dochters en mopperen op de tegenpartij. Af en toe schreeuwen we min of meer motiverende aanwijzingen naar ons kroost. Geen coronaregel die dat tegenhoudt. We verbazen ons er tegelijkertijd over dat we dat doen, want zo’n vader of moeder zouden wij toch niet worden? Uiteraard houden we het netjes en halen we het niet in ons hoofd de scheids op te wachten op de parkeerplaats. Na de ultieme voetballunch met tosti’s en broodjes frikandel keer ik al dan niet met een wastas huiswaarts. Die derde helft aan de biertap hoeft voor mij alleen niet zo. Het is dus vrij onwaarschijnlijk dat ik in de kantine een voetballer aan de haak sla. Maar zoals ik al zei: ik ben al nooit een echte voetbalvrouw geweest.