Blij bij de tandarts

We hebben een nieuwe tandarts. En ook al is het niet per se de meest favoriete persoon in mijn adresboek, met deze ben ik toch wel heel erg content.

Tot ver in mijn twintiger jaren heb ik mijn tandarts in Rotterdam behouden, zelfs toen ik er niet meer woonde. Ik ging gerust vanuit Amsterdam voor de halfjaarlijkse controle naar mijn vertrouwde meneer Duifhuis. Dat was gewoon lekker bekend terrein, onze familie kwam er al jaren. Zeker tot mijn vijfentwintigste begon hij standaard met dezelfde vraag: “Hoe oud ben je nou?” Tot op de dag van vandaag weet ik eigenlijk niet of dat functioneel was, maar het hoorde bij het ritueel. Hij maakte me mee van kleine kleuter tot bijna dertiger, van fluorbehandelingen met sinaasappelsmaak tot slotjesbeugel en het verwijderen van mijn verstandskiezen. Maar ja, toen ik eenmaal settelde in Zeeland, hebben we toch afscheid van elkaar genomen. De jongste telg hier thuis had wat problemen met zijn gebit en was nogal bang voor de tandarts. Maar bij de moeder van een van zijn klasgenootjes durfde hij het wel aan. Helaas moest er weer een kies uit. Ik kneep ‘m behoorlijk. Maar ik ontdekte het geheim. Deze tandarts had het niet over prikjes, maar over druppeltjes die je tanden laten slapen. En niet over de kies eruit halen, maar over de kies wiebelen. Binnen no time was de slapende kies gewiebeld en stonden we weer buiten. Soms moet je het beestje gewoon níet bij de naam noemen. De oudste en ik werden ook patiënt in de praktijk. Bij mijn eerste afspraak hadden we het over het feit dat ik nogal optimistisch een jurkje met blote benen had aangetrokken, dat het gebruik van raggertjes zo’n gedoe is en dat je ze in de aanbieding bij de Action moet kopen. Geen preek over wat er niet goed ging, maar advies hoe het simpel en snel beter kan. Resultaat: ik sta nu keurig iedere dag met die dingen tussen mijn tanden te friemelen. Ik kijk nu al uit naar de volgende afspraak.