Menno de Boer wist in groep 3 al dat hij later meester wilde worden.
Menno de Boer wist in groep 3 al dat hij later meester wilde worden. Foto: eigen foto

“Ik zie wat kinderen nodig hebben”

Op 19 november was het internationale mannendag. Een dag waarop maatschappelijke thema's zoals gezondheid, gelijkheid en seksediscriminatie centraal staan. Voor ons aanleiding om een man met een ‘typisch vrouwenberoep’ eens te vragen naar zijn werk en de eventuele vooroordelen waar hij tegen aanloopt. Menno de Boer (25) is leerkracht op basisschool de Tarissing in Oudehaske.

Meester Menno vindt het onzin dat zijn beroep als typisch vrouwelijk wordt aangeduid. Hij erkent dat er meer vrouwen zijn die dit werk doen, maar niet omdat zij dat beter zouden kunnen. “Natuurlijk is het ontzettend jammer dat er nog steeds minder meesters dan juffen zijn. Daardoor is het onbedoeld een vrouwenwereld geworden. Terwijl het heel belangrijk is voor de kinderen om ook meesters op school te hebben. Je merkt dat jongens op een andere manier contact maken met mij dan met een juf.” Naast meester Menno, heeft de Tarissing meester Jasper twee dagen voor de klas staan en een mannelijke directeur. Haast een ongekende luxe, aangezien slechts vijftien procent van de leraren op de basisschool in Nederland man is.

Honderduizend dingen tegelijk

Op de vraag waarom er zo weinig mannen in het basisonderwijs werken, heeft De Boer geen eenduidig antwoord. Hoewel hij denkt dat de PABO een slag kan maken door meer aansprekende manieren te bedenken om verwerkingsopdrachten te maken. “Steeds al die verslagen uittikken: dat stond mij het meest tegen. Knutselen vond ik leuk, muziek daarentegen totaal niet.” Volgens hem zijn de stages echter allesbepalend. Daar leer je het meest. “De school moet bij je passen: daar kan je pech mee hebben tijdens je stage. Daardoor haken er veel studenten af. Daarnaast moet je als leraar honderdduizend dingen tegelijk doen: en je moet sterk in je schoenen staan om daar tegen te kunnen.”

Bevlogen

De Boer heeft niet het idee meesters als minderwaardig beschouwd worden. “Door de stakingen vorig jaar is er naar mijn idee meer waardering en begrip gekomen voor het werk wat we doen.” Zelf heeft hij niet gestaakt. “Ik werk met veel plezier. Deze school past goed bij mij. Ze zijn hier heel bevlogen, we delen veel met elkaar en er is ruimte voor creativiteit waardoor iedereen zijn talenten kan inzetten.” Naar eigen zeggen heeft hij geen specifiek talent. “Maar ik krijg wel vaak van ouders te horen dat ik goed zie wat de kinderen nodig hebben.”

Een mooi bevestiging. En precies wat hij voor ogen had toen hij leraar wilde worden. “Ik wist al heel jong dat ik meester wilde worden. In groep 3 al." En in groep 5 wilde hij het al uitproberen, maar zijn juf was minder enthousiast. "We leerden digitaal klok kijken. Omdat ik van mijn oma een digitale wekker gekregen had, vond ik dat ik er al voldoende van af wist en besloot ik de rest van de klas te bekijken. Ik wilde zien of zij het zouden snappen.” Tijdens zijn observatie ziet hij vragende blikken, waarop hij naar de juf stapt om te vertellen hoe ze het beter kan doen. Ook doet hij het voorstel om de dag erna samen de les te geven. “Dat werd niet gewaardeerd. Diep van binnen wilde ik natuurlijk dat ze het leuk vond en zou voorstellen om samen de les voor te bereiden. Maar juist haar stomme reactie sterkte me in mijn overtuiging om meester te worden. Om het compleet anders te doen dan zij.”

Verwondering

Inmiddels staat hij alweer vier jaar voor de klas. “Ik vind het heerlijk om de hele dag door met die kinderen in de weer te zijn. Grapjes met ze te maken en ze te leren doorzetten. Want er is niets mooiers dan die verwondering op die koppies als ze zien dat ze na wat oefenen het wel kunnen.”